Afbeelding beeldlijn

R5.0 Feed Responsibility Management Systems Requirements

icon

Dit document is beschikbaar in 3 verschillende talen

Versie: 1 januari 2024

Download PDF

1. Scope van dit document

Dit document stelt een bedrijf in staat om de doelstellingen op het gebied van verantwoord diervoeder te bereiken. Het specificeert de voorwaarden voor een Feed Responsibility Management System (FRMS) dat een bedrijf in staat stelt om verantwoorde diervoederproducten en diervoederdiensten te leveren.

Alle voorwaarden in deze standaard zijn generiek en zijn bedoeld om van toepassing te zijn op alle bedrijven met activiteiten in de diervoederketen, ongeacht omvang en complexiteit. Dit varieert van bedrijven die toevoegingsmiddelen, voedermiddelen, voormengsels, mengvoeder of huisdiervoeder produceren, tot bedrijven die zich bezighouden met de handel, op- en overslag en transport over de weg of per spoor van deze producten.

Met dit document kan elk bedrijf, inclusief kleinere bedrijven, een robuust en betrouwbaar Feed Responsibility Management System opzetten. Daarnaast kunnen interne en/of externe middelen worden gebruikt om aan de voorwaarden van deze standaard te voldoen.

Dit document moet altijd worden gebruikt in combinatie met een MI-document dat de voorwaarden bevat die worden gesteld aan verantwoord diervoeder en diervoederdiensten. Het gecombineerde gebruik stelt een bedrijf in staat om verantwoorde diervoederproducten en diervoederdiensten te leveren in overeenstemming met het verzoek van het Marktinitiatief.

Als een bedrijf aantoonbaar voldoet aan de voorwaarden uit deze standaard, kan door de Certificatie Instelling een GMP+ FRA-certificaat worden verleend.

2. Normatieve verwijzingen

De voorwaarden in dit document zorgen voor de implementatie van een Feed Responsibility Management Systems Requirements (FRMS). De documenten van het Marktinitiatief bevatten de voorwaarden voor verantwoord diervoeder en diervoederdiensten die door een bepaald Marktinitiatief zijn vastgesteld. Het gecombineerde gebruik van deze documenten stelt een bedrijf in staat om verantwoorde diervoederproducten en diervoederdiensten te leveren in overeenstemming met het verzoek van het Marktinitiatief.

Zowel de Feed Responsibility Management Systems Requirements als de documenten van de Marktinitiatieven moeten beschouwd worden als een normatief onderdeel van de GMP+ FRA module.

Het gecertificeerde bedrijf moet voldoen aan de geldende diervoederwetgeving.

3. Termen en Definities

Zie F0.2 Definitieljist.

4. Systeemvoorwaarden

4.1. Feed Responsibility Management System

4.1.1. Leiderschap en Betrokkenheid

De (hoofd-)directie van een GMP+ gecertificeerd bedrijf moet blijk geven van leiderschap en toewijding met betrekking tot het Feed Responsibility Management System (FRMS) door:

  1. ervoor te zorgen dat het beleid voor verantwoord diervoeder en de doelstellingen van het FRMS worden vastgesteld;
  2. ervoor te zorgen dat de middelen beschikbaar worden gesteld voor de naleving van het FRMS;
  3. het belang te communiceren van een doeltreffend FRMS en door te voldoen aan de FRMS-voorwaarden en de wederzijds overeengekomen eisen van klanten met betrekking tot verantwoord diervoeder;
  4. ervoor zorgen dat het FRMS wordt geëvalueerd en onderhouden om het beoogde resultaat (of de beoogde resultaten) te bereiken.

4.1.2. Verantwoordelijkheden en Bevoegdheden van de (hoofd-) directie


De (hoofd-)directie moet ervoor zorgen dat de verantwoordelijkheden en bevoegdheden voor relevante rollen binnen het bedrijf worden toegewezen, gecommuniceerd en begrepen.

De (hoofd-)directie moet de verantwoordelijkheden en bevoegdheden toekennen:

  1. om ervoor te zorgen dat het FRMS voldoet aan de voorwaarden zoals beschreven in dit document;
  2. voor het rapporteren over de prestaties en de eventuele noodzaak tot verbeteringen van het FRMS aan de (hoofd-)directie;
  3. om ervoor te zorgen dat het bewustzijn van de productie van en/of de handel in verantwoord diervoeder in de hele organisatie wordt bevorderd.

4.1.3. Bepaling van de scope van het Feed Responsibility Management System

Het gecertificeerde bedrijf moet een Feed Responsibility Management System opzetten, implementeren, onderhouden, actualiseren en continu verbeteren, in overeenstemming met de voorwaarden van de GMP+ documenten. Het gecertificeerde bedrijf moet voldoen aan de geldende diervoederwetgeving en werken in overeenstemming met andere ontwikkelingen die verband houden met hun verantwoordelijkheid.

Het GMP+ gecertificeerde bedrijf moet alle activiteiten, processen, producten of diensten beschrijven in het Feed Responsibility Management System (FRMS) waarvoor het verantwoordelijk is.

Het gecertificeerde bedrijf moet de scope van het FRMS bepalen, door specificatie van:

  1. alle activiteiten, processen, producten of diensten met betrekking tot verantwoord diervoeder. Hieronder vallen activiteiten, processen, producten en diensten uitgevoerd door / voor derden;
  2. alle locaties - al dan niet eigendom van het bedrijf - inclusief relevante administratieve locaties;
  3. welke activiteiten, processen, producten of diensten met betrekking tot de productie, handel, opslag en transport van verantwoord diervoeder onder GMP+ certificatie vallen.

Het is mogelijk om activiteiten, processen, producten of diensten met betrekking tot de productie, handel, opslag en transport van verantwoord diervoeder uit te sluiten van GMP+ certificatie.

  1. andere (verantwoord diervoeder- en regulier voeder gerelateerde) activiteiten, processen, producten of diensten zoals gedefinieerd onder a) die een invloed kunnen hebben op verantwoord diervoeder. Het gecertificeerde bedrijf moet ervoor zorgen dat deze activiteiten, processen, producten of diensten geen negatieve invloed hebben op verantwoord diervoeder. Dit moet worden ondersteund door een HACCP-analyse.

Indien een gecertificeerd bedrijf besluit een activiteit uit te besteden die van invloed kan zijn op de productie en/of handel van verantwoord diervoeder, moet het gecertificeerde bedrijf ervoor zorgen dat deze activiteit ook volgens de voorwaarden van deze GMP+ standaard wordt uitgevoerd.

De scope van het FRMS moet worden gedocumenteerd en bijgewerkt.

4.1.4. Gedocumenteerde informatie


Het gecertificeerde Feed Responsibility Management System van het bedrijf moet het volgende bevatten:

  1. gedocumenteerde informatie vereist door de GMP+ standaard;
  2. alle relevante gedocumenteerde informatie vereist door nationale en internationale wetgeving en klanten;
  3. gedocumenteerde informatie over de scope van het FRMS (§ 4.1.3).

Bij het creëren en actualiseren van gedocumenteerde informatie moet het gecertificeerde bedrijf zorgen voor passende:

  1. identificatie (bijvoorbeeld een titel, datum, auteur of referentienummer);
  2. format (bijv. taal, softwareversie, afbeeldingen) en media (bijv. papier, elektronisch);
  3. review en goedkeuring van de geschiktheid en toereikendheid van de informatie.

Gedocumenteerde informatie vereist door het FRMS en dit GMP+ document moet worden beheerst om ervoor te zorgen dat:

  1. het beschikbaar en geschikt is voor gebruik, waar en wanneer het nodig is;
  2. het adequaat is beschermd (bijvoorbeeld tegen verlies van vertrouwelijkheid, oneigenlijk gebruik of verlies van integriteit).

Voor de beheersing van gedocumenteerde informatie moet het gecertificeerde bedrijf, indien relevant, invulling geven aan het volgende:

  1. distributie, toegang, opvraging en gebruik;
  2. opslag en bewaring, inclusief behoud van leesbaarheid;
  3. beheersing van wijzigingen (bijv. versiebeheer);
  4. bewaring en vernietiging. Gedocumenteerde informatie moet minimaal drie jaar worden bewaard, tenzij een langere opslagperiode vereist is volgens de toepasselijke diervoederwetgeving of andere voorschriften.

4.2. Basisvoorwaardenprogramma's (PRP's)

4.2.1. Personeel

Het gecertificeerde bedrijf moet ervoor zorgen dat de personen die de verantwoordelijkheid hebben gekregen om een effectief FRMS te beheren en te onderhouden, competent zijn.

Het gecertificeerde bedrijf moet:

  1. duidelijk omschrijven hoe zij haar personeel managet met betrekking tot FRMS;
  2. bepalen van de noodzakelijke competentie van personen - waaronder externe leveranciers - die werk onder haar controle uitvoeren dat van invloed is op de prestaties op het gebied van verantwoord diervoeder en de doeltreffendheid van het FRMS;
  3. indien van toepassing, acties ondernemen om de benodigde bekwaamheid te verwerven en de doeltreffendheid van de ondernomen acties evalueren;
  4. passende gedocumenteerde informatie bewaren als bewijs van competentie.

Een bevoegd Feed Responsibility Team heeft multidisciplinaire kennis en ervaring in het ontwikkelen en implementeren van het FRMS. Dit omvat (maar is niet beperkt tot) de producten, processen, uitrusting en risico's met betrekking tot verantwoord diervoeder van de organisatie in het kader van het FRMS.

Het gecertificeerde bedrijf moet ervoor zorgen dat alle relevante personen die onder de controle van het gecertificeerde bedrijf werken op de hoogte moeten zijn van:

  1. de doelstellingen van het FRMS die relevant zijn voor hun taak / taken;
  2. hun individuele bijdrage aan de effectiviteit van het FRMS, inclusief de voordelen van verbeterde prestaties op het gebied van verantwoord diervoeder;
  3. de gevolgen van het niet voldoen aan de FRMS-voorwaarden.

4.2.2. Traceerbaarheidssysteem

Het gecertificeerde bedrijf moet een gedocumenteerde procedure hebben die aantoont dat het gecertificeerde bedrijf in staat is te zorgen voor het tijdig uit de handel nemen/recall van producten die als niet-conform zijn geïdentificeerd.

Alle producten die van invloed kunnen zijn op verantwoord diervoeder (GMP+ FRA geborgd of niet-GMP+ geborgd diervoeder) moeten traceerbaar zijn in alle stadia van productie, verwerking en distributie. Het traceerbaarheidssysteem moet in staat zijn inkomend materiaal van de leveranciers en de eerste fase van de distributieroute van het eindproduct uniek te identificeren.

De vereiste informatie moet binnen vier uur beschikbaar zijn voor GMP+ International en de bevoegde autoriteiten, tenzij de autoriteiten een kortere termijn vereisen.

Gedocumenteerde informatie als bewijs van het traceerbaarheidssysteem moet gedurende een bepaalde periode worden bewaard, zoals vermeld in § 4.1.4. Het GMP+ gecertificeerde bedrijf moet de doeltreffendheid van het traceerbaarheidssysteem verifiëren.

Het document Richtlijn voor traceerbaarheid is erg handig en geeft meer informatie over het opzetten van een interne traceerbaarheidsprocedure.

Gecertificeerde bedrijven moeten de volgende informatie als gedocumenteerde informatie voor bewaren alle producten en diensten:

  1. naam en adresgegevens van leveranciers en klanten;
  2. datum van levering;
  3. soort product of dienst;
  4. hoeveelheid product / aantal producten;
  5. partijnummer, indien van toepassing. Dit kan ook worden aangeduid als een partijnummer van de fabrikant of een referentienummer;
  6. transport- / distributiegegevens zoals de identificatie en code van de laadcompartimenten (indien het gecertificeerde bedrijf verantwoordelijk is voor het transport).

Indien het gecertificeerde bedrijf één van de supply chain models uit hoofdstuk 5 gebruikt, dan moeten de registraties met betrekking tot traceerbaarheid worden uitgebreid, zodat deze voldoet aan alle voorwaarden van het material accounting system (zie § 5.1).

4.3. Risicobeoordeling

Het gecertificeerde bedrijf moet een risicobeoordeling uitvoeren om de risico's in verband met de productie van en/of handel in verantwoord diervoeder te beheersen.

De volgende HACCP-principes zijn van toepassing:

  1. Het uitvoeren van een gevarenanalys;
  2. Het vaststellen van Critical Control Points (CCP’s);
  3. Het vaststellen van kritische grenzen voor de CCP’s;
  4. Het vaststellen en implementeren van een toezichtsysteem voor de CCP’s;
  5. Het definiëren van corrigerende maatregelen;
  6. Het valideren en verifiëren van het HACCP-plan;
  7. Het documenteren en registreren van het HACCP-plan.

Hoewel HACCP normaal gesproken wordt gebruikt om de risico's voor de voederveiligheid te beheersen, zijn er ook risico's verbonden aan de productie, de handel, de opslag en/of het transport van diervoeder. In het geval van deze standaard moet het risico van ongecontroleerde vermenging of vervanging van verantwoord diervoeder met regulier diervoeder worden geïdentificeerd en beheerst door middel van een HACCP-plan.

Om de HACCP-principes succesvol toe te kunnen passen, moet het gecertificeerde bedrijf eerst voldoen aan een aantal voorwaarden, waaronder:

  1. de oprichting van een Feed Responsibility Team;
  2. het specificeren van producten en processen, inclusief het gebruik ervan;
  3. het opstellen en implementeren van een basisvoorwaardenprogramma (zie § 4.2).

De Richtlijn HACCP (S9.4 Applying HACCP assessment) biedt een bruikbare voorbeeldmethodologie voor risicobeoordeling. Gecertificeerde bedrijven kunnen deze of een andere methodiek gebruiken om de risicobeoordeling uit te voeren. De focus van dit document ligt op voederveiligheid, maar kan ook gebruikt worden voor verantwoord diervoeder. Het resultaat van de toepassing van HACCP-principes kan worden vastgelegd in een zogenaamd HACCP-plan. Een HACCP-plan is een document dat is opgesteld volgens de HACCP-principes. Mengvoederproducenten moeten rekening houden met het risico van vermenging/vervanging van verantwoord en regulier diervoeder bij hergebruik in het productieproces.

4.4. Inkoop

4.4.1. Selectie van leveranciers

Het gecertificeerde bedrijf moet ervoor zorgen dat ingekocht diervoeder en andere producten en/of diensten voldoen aan de gespecificeerde inkoopvoorwaarden in het toepasselijke MI-document.

Het gecertificeerde bedrijf moet de prestaties van de leveranciers ten minste eenmaal per jaar beoordelen.

4.4.2. Verificatie van inkomende producten en/of diensten

Gecertificeerde bedrijven moeten criteria voor de ontvangst van inkomende producten en diensten vaststellen, implementeren, onderhouden en actualiseren. De resultaten van de invoercontroles moeten als gedocumenteerde informatie worden bewaard.

Elke inkomende levering moet worden geverifieerd op basis van de specificaties. De producten moeten voldoen aan de specificaties. Het relevante supply chain model moet worden gedocumenteerd.

4.5. De klant informeren

4.5.1. De klant informeren over de status van het diervoeder

Het gecertificeerde bedrijf moet de status van het geleverde diervoeder of de geleverde dienst duidelijk maken aan de klant via een positieve declaratie. Hierin moet worden vermeld aan welke scopes het diervoeder of de dienst voldoet.

Het gecertificeerde bedrijf is vrij om te kiezen hoe het aan de klant communiceert over de status van het diervoeder. Het gecertificeerde bedrijf moet klanten informeren over:

  1. De status van het diervoeder moet een duidelijke verwijzing bevatten naar de toegepaste scope;
  2. De status van het diervoeder moet uiterlijk aan de klant worden gecommuniceerd tijdens levering;
  3. Alleen gecertificeerde bedrijven die zijn gecertificeerd in overeenstemming met de van toepassing zijnde scope mogen een verklaring geven over de status van het diervoeder;
  4. Het op de hoogte stellen van de klant is alleen verplicht als het diervoeder wordt geleverd aan klanten die willen dat het diervoeder voldoet aan een specifieke scope.

Het is de verantwoordelijkheid van het gecertificeerde bedrijf om de status van het geleverde diervoeder of de geleverde dienst duidelijk te maken aan de klant.


Deze statusverklaring kan betrekking hebben op documentatie, bijvoorbeeld:


  1. het opschrijven in een contract met de klant aan welke scope het diervoeder voldoet;
  2. het bevestigen van de status van het diervoeder op de leveringsbon;
  3. de vermelding dat een bepaald diervoederrecept voldoet aan de voorwaarden van de specifieke scope.

4.5.2. Leveringsvoorwaarden

Gecertificeerde bedrijven moeten ervoor zorgen dat alle facturen die worden gestuurd voor leveringen die zijn bezorgd in overeenstemming met de voorwaarden van deze standaard, de volgende informatie bevatten:

  1. naam en adresgegevens van leveranciers en klanten;
  2. datum van levering;
  3. soort product of dienst;
  4. hoeveelheid product / aantal producten;
  5. de gebruikte supply chain modellen (zie hoofdstuk 5). Het gecertificeerde bedrijf moet het percentage volume/gewicht van elk van de gebruikte supply chain modellen voor die specifieke levering vermelden.

4.6. Verificatie

4.6.1. Externe communicatie

Het gecertificeerde bedrijf moet effectieve communicatie over verantwoord diervoeder met klanten opzetten, uitvoeren en onderhouden met betrekking tot feedback, inclusief klachten.

4.6.2. Interne audit

Het gecertificeerde bedrijf moet op geplande tussenpozen interne audits uitvoeren om informatie te verstrekken of het FRMS:

  1. voldoet aan:
    1. de eigen voorwaarden van het gecertificeerde bedrijf voor zijn FRMS;
    2. de voorwaarden van deze GMP+ standaard;
  2. effectief is geïmplementeerd en onderhouden.

Het gecertificeerde bedrijf moet een auditprogramma of -programma's plannen, opzetten, implementeren en onderhouden met een frequentie van minimaal één keer per jaar.

Het gecertificeerde bedrijf moet bij de ontwikkeling van het (de) auditprogramma('s) rekening houden met:

  1. competente auditoren selecteren die audits uitvoeren die de objectiviteit en de onpartijdigheid van het auditproces borgen;
  2. dat de resultaten van de audits moeten worden gerapporteerd aan het Feed Responsibility Team en de relevante directie;
  3. dat gedocumenteerde informatie wordt bewaard als bewijs van de implementatie van het auditprogramma en de auditresultaten;
  4. dat de noodzakelijke correctie en corrigerende maatregelen moeten worden genomen binnen een overeengekomen tijdsbestek.

Voor meer informatie kan de auditchecklist van GMP+ International gebruikt worden tijdens de interne audit (www.gmpplus.org).

4.6.3. Directiebeoordeling

De (hoofd-)directie moet het FRMS van het gecertificeerde bedrijf met geplande tussenpozen van ten minste één keer per jaar (her-)beoordelen om de voortdurende geschiktheid, toereikendheid en doeltreffendheid ervan te borgen.

Bij de directiebeoordeling moet in overweging worden genomen:

  1. veranderingen in de organisatie die relevant zijn voor het FRMS;
  2. informatie over de prestaties en de doeltreffendheid van het FRMS, inclusief trends in:
    1. de naleving van wet- en regelgeving;
    2. monitoring- en meetresultaten;
    3. analyse van de resultaten van de verificatieactiviteiten met betrekking tot de PRP's en het gevarenbeheersplan;
    4. auditresultaten (intern en extern);
    5. prestaties van externe leveranciers;
    6. de mate waarin de doelstellingen van het FRMS zijn behaald.
  3. de toereikendheid van middelen (bijv. personeel, uitrusting);
  4. relevante informatie die is verkregen via externe en interne communicatie, inclusief verzoeken en klachten met betrekking tot verantwoord diervoeder van belanghebbende partijen (bijv. klanten en leveranciers);
  5. mogelijkheden voor voortdurende verbetering.

5. Supply chain models

Deze standaard biedt verschillende supply chain models. De voorwaarden voor toepassing van deze supply chain models worden uitgelegd in dit hoofdstuk. In de scope van het MI-document is uiteengezet welke supply chain models kunnen worden gebruikt.

Alle supply chain models zijn gedocumenteerd via het material accounting system. De algemene voorwaarden met betrekking tot het material accounting system vindt u in § 5.1. Alle aanvullende voorwaarden met betrekking tot het material accounting system zijn omschreven in de paragraaf (§) van het van toepassing zijnde supply chain model.

De volgende supply chain models worden in deze paragrafen (§) genoemd:

§

Supply chain model

5.2

Segregation

5.3

Mass balance

5.4

Area Mass Balance

5.5

Book & claim

Dit hoofdstuk is een generiek hoofdstuk dat wordt gebruikt voor alle FRA scopes (voor verschillende soorten bedrijven). Als gevolg hiervan kunnen er voorwaarden worden genoemd die niet van toepassing zijn voor het gecertificeerde bedrijf dat deze standaard toepast. In dat geval kunnen deze voorwaarden worden overgeslagen.


Er wordt bijvoorbeeld verwezen naar conversiefactoren in het material accounting system. Dit is alleen relevant voor producenten / verwerkers van voedermiddelen.

5.1. Material accounting system

Het gecertificeerde bedrijf moet alle verwerkingsstappen identificeren en documenteren waarin het volume of gewicht van materiaal verandert. Dit kan worden gebaseerd op het bepalen van de daadwerkelijke hoeveelheid van iedere volgend gedeelte op het specificeren van conversiefactor(en) voor iedere verwerkingsstap. Daar waar het niet mogelijk is om iedere verwerkingsstap te meten, kunnen hoeveelheden voor het volledige proces worden gebruikt.

Indien een gecertificeerde crusher bijvoorbeeld verantwoorde soja aankoopt, dan zet hij het x aantal soja om naar een aantal fracties (bijvoorbeeld sojaschilfers en soja olie). Binnen het material accounting system, kan het gecertificeerde bedrijf daadwerkelijke hoeveelheden of conversiefactoren gebruiken om verantwoorde invoer om te zetten in verantwoorde uitvoer.

Het gecertificeerde bedrijf moet een material accounting system opstellen voor het vastleggen van gegevens met betrekking tot deze standaard, waaronder ontvangen invoerhoeveelheden en uitvoerhoeveelheden verkocht aan klanten.

Het material accounting system moet ten minste de volgende informatie ontvangen voor zowel invoer als uitvoer:

  1. Productbeschrijving;
  2. Hoeveelheden gecertificeerd product (op volume of gewicht);
  3. Het gebruikte supply chain model;

Het gecertificeerde bedrijf moet eenmaal per jaar volumesamenvattingen opstellen met hoeveelheden (volume of gewicht) voor elke productsoort en -systeem. Dit volumeoverzicht moet het volgende bevatten:

  1. invoer ontvangen;
  2. invoer gebruikt voor productie (indien van toepassing);
  3. invoer nog op voorraad;
  4. uitvoer nog op voorraad;
  5. uitvoer geleverd.

N.B.: Indien conversiefactoren worden gebruikt, dan moet het gecertificeerde bedrijf de methode voor het berekenen van de conversiefactor(en) definiëren en vastleggen. Het gecertificeerde bedrijf moet ervoor zorgen dat de conversiefactoren worden bijgewerkt wanneer er wijzigingen plaatsvinden in het productieproces. Dit moet ten minste een keer per jaar worden gedaan.

Een material accounting system heeft een duidelijke koppeling met een tracking & tracing system. Gecertificeerde bedrijven die al een tracking & tracing system van GMP+ gebruiken (verplicht in de GMP+ FSA-module) zullen het eenvoudig vinden om aan deze voorwaarden te voldoen.

5.2. Segregation

Het gecertificeerde bedrijf moet ervoor zorgen dat het verantwoorde voedermiddel dat aan klanten wordt geleverd, fysiek gescheiden is geweest van het reguliere voedermiddel op de fysieke locatie. Dit geldt ook voor elke andere fase binnen de invloedsfeer van het gecertificeerde bedrijf.

Fig. 1: Schematische weergave van Segregation (vereenvoudigd)

Met het gescheiden systeem, kan het gecertificeerde bedrijf er zeker van zijn dat het materiaal afkomstig is van gecertificeerde landbouwbedrijven. Dit systeem is echter geen Identity-Preserved (IP)-systeem, oftewel het is niet ontworpen om producten te kunnen herleiden naar een specifiek teler.

5.2.1. Inkopen

Verantwoorde voedermiddelen moeten rechtstreeks worden gekocht van gecertificeerde telers of van leveranciers die gebruik maken van het supply chain model Identity Preserved of Segregation.

Indien het gecertificeerde bedrijf diervoeder koopt via verschillende supply chain models, dan moet het gecertificeerde bedrijf ervoor zorgen dat de invoer in ieder supply chain model overeenstemt met de inkoopvoorwaarden in het relevante MI document.

5.2.2. Bewerken

Als Identity Preserved-gecertificeerde producten worden gemengd met gesegregeerde producten zonder dat de partij traceerbaar is, wordt het eindproduct beschouwd als een gesegregeerd product.

Het gecertificeerde bedrijf moet een effectief systeem hanteren dat ontworpen is om te voorkomen dat er geen vermenging mogelijk is tussen gescheiden verantwoord voedermiddel en niet-gescheiden verantwoord voedermiddel.

Een dergelijk systeem kan bijvoorbeeld gebruik maken van aanpassingen in de toewijzing (bijvoorbeeld dat de eerste productstroom door het systeem na een overgang van verantwoord voedermiddel naar regulier voedermiddel als regulier kan worden geclassificeerd) of andere systemen. Het spoelen van de verwerkings- of opslagapparatuur tussen stromen verantwoord voedermiddel en regulier voedermiddel kan worden gebruikt als een dergelijk systeem, maar fysieke reiniging is geen voorwaarde voor deze standaard.

5.2.3. Material accounting system

Invoer

Het gecertificeerde bedrijf moet de duurzaamheidsgegevens en de hoeveelheid (volume of gewicht) van al het verantwoorde gescheiden invoermateriaal vastleggen in het material accounting system, maar slechts nadat het de wettelijke eigenaar is geworden van het invoermateriaal en zich ervan heeft verzekerd dat de ondersteunende documentatie de juiste informatie bevat. Deze gegevens moeten worden vastgelegd als ‘uitvoereenheden’.

Daar waar het verwerking/fabricageproces neven- en bijproducten genereert, moet het gecertificeerde bedrijf de hoeveelheid (volume of gewicht) vastleggen door verschillende categorieën voor deze neven- en bijproducten te gebruiken. In dit geval moeten conversiefactor(en) als verwerkingseenheid of daadwerkelijk gemeten uitvoerhoeveelheden te worden gebruikt.

Uitvoer

Het gecertificeerde bedrijf moet de hoeveelheid geleverde gegevens aan de klanten aftrekken van haar material accounting system, op basis van het daadwerkelijk geleverde fysieke materiaal.

Toewijzing van duurzaamheidsgegevens

Het gecertificeerde bedrijf moet ervoor zorgen dat de toewijzing van gegevens aan klanten in lijn is met het daadwerkelijk geleverde fysieke product.

5.3. Mass balance

Het gecertificeerde bedrijf moet ervoor zorgen dat de uitvoer van verantwoorde voedermiddelen geleverd aan klanten de invoer van verantwoorde voedermiddelen ontvangen op de locatie niet overschrijdt, met behulp van een continuous accounting system of een vaste inventarisatie­periode.

Fig. 2: Schematisch overzicht of Mass balance (vereenvoudigd)

5.3.1. Inkopen

Met Mass Balance mag het gecertificeerde bedrijf reguliere voedermiddelen mengen met verantwoorde voedermiddelen. Het is dus ook toegestaan om regulier voedermiddel in te kopen bij leveranciers. Verantwoord voedermiddel moet worden gekocht rechtstreeks van gecertificeerde telers of van leveranciers die eveneens de supply chain models, Identity Preserved, Segregation of Mass Balance gebruiken.

Indien het gecertificeerde bedrijf diervoeder inkoopt via verschillende supply chain models, dan moet het gecertificeerde bedrijf ervoor zorgen dat de invoer in ieder supply chain model overeenkomt met de inkoopvoorwaarden in het relevante MI document.

5.3.2. Processing

Wanneer Identity Preserved en/of gesegregeerde gecertificeerde producten worden gemengd met mass balanced producten zonder dat de partij traceerbaar is, wordt het eindproduct beschouwd als mass balanced product.

5.3.3. Material accounting system

Invoer

Het gecertificeerde bedrijf moet de hoeveelheid (volume of gewicht) van al het verantwoorde invoermateriaal vastleggen in het material accounting system, maar slechts nadat het de wettelijke eigenaar is geworden van het invoermateriaal en zich ervan heeft verzekerd dat de ondersteunende documentatie de juiste informatie bevat. Deze gegevens moeten worden vastgelegd als ‘uitvoereenheden’.

Daar waar het verwerking/productieproces neven- en bijproducten genereert, moet het gecertificeerde bedrijf de hoeveelheid (volume of gewicht) vastleggen door verschillende categorieën voor deze neven- en bijproducten te gebruiken. In dit geval moeten conversie­factor(en) als verwerkingseenheid of daadwerkelijk gemeten uitvoerhoeveelheden worden gebruikt.

Daar waar aanvullende duurzaamheidsgegevens zijn gekoppeld aan de mass balance invoer, moeten deze gegevens gekoppeld blijven, gecombineerd en vastgelegd worden in het material accounting system met behulp van verschillende categorieën voor iedere identieke groep duurzaamheidsgegevens.

Uitvoer

Daar waar het verwerking/productieproces neven- en bijproducten genereert, moet het gecertificeerde bedrijf de hoeveelheid gegevens geleverd aan klanten van de respectievelijke neven- en bijproductcategorieën aftrekken in het material accounting system. Het gecertificeerde bedrijf moet geen gegevens, die zijn gegenereerd van de productie van een neven- of bijproduct, toepassen op een ander neven- en bijproduct.

Daar waar aanvullende duurzaamheidsgegevens zijn gekoppeld aan de ontvangen mass balance invoer, moet het gecertificeerde bedrijf de hoeveelheid geleverde gegevens aan klanten aftrekken van de relevante categorie gekoppelde gegevens in het material accounting system.

Het gecertificeerde bedrijf moet geen duurzaamheidsgegevens leveren aan klanten voor overige voedermiddelen. Voor bulkproducten moeten de duurzaamheidsgegevens alleen worden toegepast naar verhouding van het gerelateerde voedermiddel.

Toewijzing van duurzaamheidsgegevens

Het balanceren van invoer en uitvoer van duurzaamheidsgegevens moet worden geïmplemen­teerd als onderdeel van het material accounting system. Dossiers met duurzaamheidsgegevens die beschikbaar zijn voor toewijzing aan uitvoer zijn duidelijk zichtbaar voor de relevante personen en worden te allen tijde up-to-date gehouden.

Het gecertificeerde bedrijf moet duurzaamheidsgegevens toewijzen aan klanten met behulp van een continuous balancing system of een vaste inventarisatieperiode.

Binnen het Mass balance system is het mogelijk om de duurzaamheidsstatus van de ene partij toe te wijzen aan een andere, zolang het gecertificeerde bedrijf niet meer verantwoord diervoeder verkoopt dan hij inkoopt.

5.3.4. Continuous balancing system

Daar waar een continuous balancing system van kracht is, moet het gecertificeerde bedrijf ervoor zorgen dat de hoeveelheid aan fysieke mass balance material invoer en uitvoer (aan volume en gewicht) op de fysieke locatie real-time wordt gemonitord.

Het gecertificeerde bedrijf moet ervoor zorgen dat de hoeveelheid aan materiaal (volume of gewicht) op de fysieke locatie ten minste hetzelfde is als de hoeveelheid verantwoord voedermiddel (volume of gewicht) dat beschikbaar is voor toewijzing aan uitvoer in het material accounting system.

Het gecertificeerde bedrijf moet ervoor zorgen dat het material accounting system nooit een negatief saldo vertoont. Alleen duurzaamheidsgegevens die zijn vastgelegd in het material accounting system moeten worden toegewezen aan door het gecertificeerde bedrijf geleverde uitvoer.

Duurzaamheidsgegevens zijn geldig gedurende een periode van 24 maanden vanaf de datum waarop het is vastgelegd in het material accounting system. Indien het gecertificeerde bedrijf de beschikbare hoeveelheid duurzaamheidsgegevens niet toewijst aan uitvoer binnen een periode van 24 maanden, dan moeten de gegevens verlopen en afgetrokken worden van het material accounting system.

5.3.5. Vaste inventarisatieperiode

Daar waar een vaste inventarisatieperiode van kracht is, moet het gecertificeerde bedrijf ervoor zorgen dat de hoeveelheid aan mass balance material invoer en uitvoer (aan volume of gewicht – zoals aangegeven op de credit) in balans worden gebracht binnen een vaste inventarisatie­periode die niet langer is dan één jaar (12 maanden).

Het gecertificeerde bedrijf mag een negatief saldo hebben wanneer er bewijs is dat de aankopen contractueel gepland staan voor levering binnen de inventarisatieperiode, ter dekking van de geleverde uitvoerhoeveelheid.

Duurzaamheidsgegevens die niet zijn toegewezen aan uitvoermateriaal aan het eind van de inventarisatieperiode kunnen worden meegenomen en vastgelegd in het material accounting system voor de daaropvolgende inventarisatieperiode. Meegenomen duurzaamheidsgegevens zijn geldig gedurende een periode van 24 maanden vanaf de datum van inventarisatie. Indien het gecertificeerde bedrijf de beschikbare hoeveelheid duurzaamheidsgegevens niet toewijst aan uitvoer binnen een periode van 24 maanden, dan moeten de gegevens verlopen en afgetrokken worden van het material accounting system.

Het gecertificeerde bedrijf moet ervoor zorgen dat het material accounting system geen negatief saldo heeft op het moment van inventarisatie. Uitsluitend duurzaamheidsgegevens die zijn vastgelegd in het material accounting system binnen de periode van inventarisatie (inclusief wat is meegenomen uit de vorige inventarisatieperiode) moeten worden toegewezen aan geleverde uitvoer binnen de inventarisatieperiode.

5.4. Area Mass Balance

Het area mass balance model is een combinatie van Mass Balance (§ 5.3) en Book & Claim (§ 5.5). Collecteurs/handelaren die voedermiddelen kopen op de reguliere markt, kunnen ‘credits voor verantwoorde productie van voedermiddelen’ rechtstreeks van telers kopen.

Deze credits moeten echter afkomstig te zijn van telers die actief zijn in hetzelfde gebied als waar het voedermiddel wordt ingekocht. De certificaten uit het inkoopgebied zijn administratief gekoppeld aan de levering van voedermiddelen uit dat gebied via een mass balance model.

Om die reden kan de hoeveelheid voedermiddel geleverd uit een specifiek gebied nooit groter zijn dan de hoeveelheid gekochte credits van de telers in datzelfde gebied.

Fig. 3: Schematisch overzicht van Area mass balance (vereenvoudigd)

Area wordt gedefinieerd als een regio / staat binnen een land. In het geval van area mass balance, moeten de credits afkomstig zijn van hetzelfde gebied als waaruit het voedermiddel afkomstig is.

5.4.1. Inkopen

Bij area mass balance, mag het gecertificeerde bedrijf regulier voedermiddel kopen van leveranciers. Credits moeten worden ingekocht via een platform voor credit-handel dat voldoet aan de inkoopvoorwaarden in het relevante MI document. Credits kunnen ook direct bij telers worden ingekocht. Deze credits moeten afkomstig zijn van telers die actief zijn in hetzelfde gebied (regio) als waar het voedermiddel vandaan komt.

Wanneer het gecertificeerde bedrijf diervoeder inkoopt via meerdere supply chain modellen, moet het gecertificeerde bedrijf ervoor zorgen dat de input in elk supply chain model voldoet aan de inkoopvoorwaarden in het relevante MI document.

5.4.2. Material accounting system

Het area mass balance model kent dezelfde voorwaarden voor het material accounting system als het mass balance model. De voorwaarden voor het material accounting system vindt u daarom in § 5.3.2.

Het enige verschil is dat, in het geval van area mass balance, de eerste schakel in de keten (collecteur/handelaar) credits kan inkopen voor de hoeveelheid die hij / zij als verantwoord wil verkopen. Er kan niet meer area mass balance voedermiddel worden verkocht dan is ingekocht via credits.

Andere schakels in de keten kopen area mass balance voedermiddel in en leggen dit dienovereenkomstig vast in hun material accounting system.

5.5. Book & Claim

Het supply chain model book & claim vertegenwoordigt de handel in credits via een handelsplatform voor credits, waar de certificaten zijn gescheiden van de fysieke stroom voedermiddel. Bedrijven die voedermiddelen kopen op de reguliere markt, kunnen ‘credits voor verantwoorde productie van voedermiddelen’ inkopen. Deze credits staan gelijk aan de verantwoorde productie van een bepaalde hoeveelheid verantwoord voedermiddel. Wanneer een bedrijf deze credits heeft gekocht, dan kan het publiekelijk aangeven dat het de verantwoorde productie van gelijkwaardige volumes aan voedermiddelen heeft ondersteund.

Via handelaar:

Via mengvoederproducent:

Fig. 4: Schematisch overzicht van Book & claim (vereenvoudigd)

5.5.1. Inkopen

Met book & claim, is het gecertificeerde bedrijf toegestaan om reguliere voedermiddelen in te kopen van leveranciers. Credits moeten worden ingekocht via een handelsplatform voor credits dat in overeenstemming is met de inkoopvoorwaarden in het relevante MI document.

Wanneer het gecertificeerde bedrijf diervoeder koopt via verschillende supply chain models, dan moet het gecertificeerde bedrijf ervoor zorgen dat de invoer in ieder supply chain model in overeenstemming is met de inkoopvoorwaarden voor dat specifieke supply chain model.

In het geval dat het noodzakelijk is om credits te redeemen / claimen voor het voltooien van het inkoopproces, dan moeten de voorwaarden met betrekking tot de inkoop van credits worden geïnterpreteerd als ‘inkoop inclusief redeemen / claimen’. Anders worden de credits namelijk niet beschouwd als zijnde ingekocht en kunnen ze niet worden gebruikt in het material accounting system.

5.5.2. Material accounting system

Invoer

Het gecertificeerde bedrijf moet de hoeveelheid (volume of gewicht – zoals aangegeven in de credit) van al het verantwoorde invoermateriaal vastleggen in het material accounting system. Deze gegevens moeten worden vastgelegd als ‘uitvoereenheden’.

Daar waar het verwerkings-/productieproces neven- en bijproducten genereert, moet het gecertificeerde bedrijf de hoeveelheid (volume of gewicht – zoals aangegeven in de credit) vastleggen door verschillende categorieën voor deze neven- en bijproducten te gebruiken. In dit geval moeten conversiefactor(en) als verwerkingseenheid of daadwerkelijk gemeten uitvoer­hoeveel­heden worden gebruikt.

Daar waar aanvullende duurzaamheidsgegevens zijn gekoppeld aan de ontvangen invoer, moeten deze gegevens gekoppeld blijven, gecombineerd en vastgelegd worden in het material accounting system met behulp van verschillende categorieën voor iedere identieke groep duurzaamheidsgegevens.

Uitvoer

Daar waar het verwerking-/productieproces neven- en bijproducten genereert, moet het gecertificeerde bedrijf de hoeveelheid geleverde gegevens aan klanten aftrekken van de respectievelijke neven- en bijproductcategorieën in het material accounting system. Het gecertificeerde bedrijf mag geen gegevens die zijn gegenereerd van de productie van een neven- of bijproduct toepassen op een ander neven- en bijproduct.

Daar waar aanvullende duurzaamheidsgegevens zijn gekoppeld aan de ontvangen invoer, moet het gecertificeerde bedrijf de hoeveelheid geleverde data aan klanten aftrekken van de van toepassing zijnde categorie of gekoppelde gegevens in het material accounting system.

Het gecertificeerde bedrijf mag geen duurzaamheidsgegevens leveren aan klanten voor overige voedermiddelen. Voor bulkproducten moeten de duurzaamheidsgegevens alleen worden toegepast naar verhouding van het gerelateerde voedermiddel.

Toewijzing van duurzaamheidsgegevens

Het balanceren van invoer en uitvoer van duurzaamheidsgegevens moet worden geïmplemen­teerd als onderdeel van het material accounting system. Dossiers met duurzaamheidsgegevens die beschikbaar zijn voor toewijzing aan uitvoer zijn duidelijk zichtbaar voor de relevante personen en worden te allen tijde up-to-date gehouden.

Het gecertificeerde bedrijf moet duurzaamheidsgegevens toewijzen aan klanten met behulp van een continuous balancing system of een vaste inventarisatieperiode.

5.5.3. Continuous balancing system

Daar waar een continuous balancing system van kracht is, moet het gecertificeerde bedrijf ervoor zorgen dat de hoeveelheid aan credit invoer en uitvoer (aan volume of gewicht – zoals aangegeven op de credit) real-time wordt gemonitord.

Het gecertificeerde bedrijf moet ervoor zorgen dat het material accounting system nooit een negatief saldo heeft. Uitsluitend duurzaamheidsgegevens die zijn vastgelegd in het material accounting system moeten worden toegewezen aan de door het gecertificeerde bedrijf geleverde uitvoer.

Duurzaamheidsgegevens zijn geldig gedurende een periode van 24 maanden vanaf de datum waarop het is vastgelegd in het material accounting system. Indien het gecertificeerde bedrijf de beschikbare hoeveelheid duurzaamheidsgegevens niet toewijst aan uitvoer binnen een periode van 24 maanden, dan moeten de gegevens verlopen en afgetrokken worden uit het material accounting system.

5.5.4. Vaste inventarisatieperiode

Daar waar een vaste inventarisatieperiode van kracht is, moet het gecertificeerde bedrijf ervoor zorgen dat de hoeveelheid aan credit invoer en uitvoer (aan volume of gewicht – zoals aangegeven op de credit) in balans worden gebracht binnen een vaste inventarisatieperiode die niet langer is dan één jaar (12 maanden).

Duurzaamheidsgegevens die niet zijn toegewezen aan uitvoermateriaal aan het eind van de inventarisatieperiode kunnen worden meegenomen en vastgelegd in het material accounting system voor de daaropvolgende inventarisatieperiode. Meegenomen duurzaamheidsgegevens zijn geldig gedurende een periode van 24 maanden vanaf de datum van inventarisatie. Indien het gecertificeerde bedrijf de beschikbare hoeveelheid duurzaamheidsgegevens niet toewijst aan uitvoer binnen een periode van 24 maanden, dan moeten de gegevens verlopen en afgetrokken worden uit het material accounting system.

Het gecertificeerde bedrijf moet ervoor zorgen dat het material accounting system geen negatief saldo heeft op het moment van inventarisatie. Uitsluitend duurzaamheidsgegevens die zijn vastgelegd in het material accounting system binnen de periode van inventarisatie (inclusief wat is meegenomen uit de vorige inventarisatieperiode) moeten worden toegewezen aan geleverde uitvoer binnen de inventarisatieperiode.

Feed Support Products

That was a lot of information to digest and one might ask, what is the next step? Luckily we can offer support for the GMP+ Community when doing this. We provide support by means of various tools and guidances but as each company has a shared responsibility to feed safety, and therefor tailor-made solutions cannot be offered. However, we do help by explaining requirements and provide background information about the requirements.

We have developed various supporting materials for the GMP+ Community. These include various tools, ranging from Frequently Asked Questions (FAQ) lists to webinars and events.

Supporting materials related to this document (Guidelines and FAQ’s)

We have made documents available which give guidance to the GMP+ requirements as laid down in the module GMP+ FSA and GMP+ FRA. These documents give examples, answers to frequently asked questions or background information.

Find our Feed Support Products here:

Support documents

More information: https://www.gmpplus.org/feed-certification-scheme/scheme-documents/support/

Fact sheets

More information: https://fsd.gmpplus.org/pagina/6/fact-sheets.aspx/