Afbeelding beeldlijn

TS1.10 Operationele activiteiten

icon

Dit document is beschikbaar in 3 verschillende talen

Versie: 1 januari 2022

Download PDF

1. Operationele activiteiten

De voorwaarden in dit document staan zijn aanvullend op de voorwaarden, vermeld in de R1.0 Feed Safety Management Systems Requirements.

1.1. Beheersing van de productie

De productie moet worden gepland, ingeroosterd en beheerst.

Alle procesbeheersingen die relevant zijn voor de veiligheid van het geproduceerde diervoeder moeten aantoonbaar effectief zijn en worden beheerd in overeenstemming met de voorwaarden voor risicobeoordeling zoals uiteengezet in het document R1.0 Feed Safety Management Systems Requirements§ 8.5..

Tijdens de interne verwerking en aflevering op de beoogde bestemming moet het GMP+ gecertificeerde bedrijf ervoor zorgen dat het diervoeder altijd aan de gestelde voorwaarden voldoet. Hieronder moeten alle relevante voorwaarden vallen over:

  1. identificatie,
  2. verwerking,
  3. verpakking,
  4. opslag,
  5. en bescherming.

De procedures voor diervoederproductie moeten correcties en corrigerende maatregelen omvatten die moeten worden genomen in het geval van een inbreuk op kritische procesparameters.

Als een storing - of andere onvoorziene omstandigheden - leidt tot de productie van diervoeder dat niet aan de vereiste specificaties voldoet, moeten de resulterende producten worden behandeld volgens de procedures voor niet-conforme producten. Zie document R1.0 Feed Safety Management Systems Requirements§ 8.7. en § 10.1..

Wanneer de productieprocessen een ‘afdodingsstap’ bevatten die cruciaal is om het aanvaardbare niveau van micro-organismen in diervoeder te realiseren, moet het gecertificeerde bedrijf ervoor zorgen dat er beheersmaatregelen zijn om te voorkomen dat er kruisbesmetting optreedt tussen diervoeder en ziekteverwekkers in de volgende processtappen.

Het gecertificeerde bedrijf moet daarom in zijn risicobeoordeling gebieden opnemen waar condensatie kan optreden, of waar materiaal de ‘afdodingsstap’ mag omzeilen en in een latere stap in het productieproces van eindproducten wordt toegevoegd.

1.2. Technische hulpstoffen

Het gecertificeerde bedrijf moet ervoor zorgen dat het gebruik van technische hulpstoffen geen negatieve invloed heeft op de voederveiligheid. Een risicobeoordeling moet aantonen dat de onbedoelde maar technisch onvermijdelijke aanwezigheid van residuen van technische hulpstoffen - of daarvan afgeleide producten - in het eindproduct geen negatieve gevolgen heeft voor de gezondheid van dieren en mensen of het milieu en geen enkel effect heeft op het eindproduct.

1.3. Doseren

Het gecertificeerde bedrijf moet ervoor zorgen dat alle producten (zoals voedermiddelen, toevoegingsmiddelen en diergeneesmiddelen) in de juiste dosering en in het beoogde diervoeder worden verwerkt.

Voormengsels met coccidiostatica en histomonostatica en diergeneesmiddelen moeten zo dicht mogelijk bij - of in - de mengmachine, maar na het maalproces, aan de hoofdstroom van het mengvoeder worden toegevoegd.

De doseersystemen moeten worden gekalibreerd door een bevoegd persoon en de resultaten van de kalibratie moeten worden bijgewerkt en als gedocumenteerde informatie worden bewaard.

1.4. Mengen en Homogeniteit

Het gecertificeerde bedrijf moet ervoor zorgen dat de diervoederingrediënten gelijkmatig in een diervoeder worden gemengd en dat de homogeniteit na het mengen behouden blijft.

Er moeten tests worden uitgevoerd om de initiële (= bij het eerste gebruik) effectiviteit van de menguitrusting vast te stellen. Deze uitrusting moet regelmatig worden gecontroleerd - met tussenpozen die worden bepaald door de risicobeoordeling - om ervoor te zorgen dat er geen verlies van efficiëntie optreedt als gevolg van slijtage. De resultaten van deze tests moeten als gedocumenteerde informatie worden bewaard.

Het bedrijf moet minimum- en maximumvolumes en -tijden voor het mengen vastleggen om een goede homogeniteit te bereiken. Deze parameters kunnen gebaseerd zijn op de voorgeschreven specificatie van de fabrikant van de menger.

Opmerking: Droge mengsels die kritische toevoegingsmiddelen en/of diergeneesmiddelen bevatten, moeten voldoen aan de voorwaarden inzake homogeniteit die zijn vastgesteld in het document TS1.11 Beheersing van residuen & homogeniteit van kritische toevoegingsmiddelen en diergeneesmiddelen.

Diervoederingrediënten kunnen zijn: voedermiddelen, toevoegingsmiddelen, voormengsels en/of diergeneesmiddelen.

Het bedrijf houdt rekening met de voorwaarden in de diervoederwetgeving inzake homogeen gemengde ingrediënten in diervoeder op het moment van levering. Dit betekent dat het bedrijf moet borgen dat de ingrediënten gelijkmatig in het diervoeder worden gemengd en dat de homogeniteit na het mengen behouden blijft.


Het is nuttig te bedenken dat de homogeniteit van mengsels kan veranderen als zij zijn samengesteld uit ingrediënten met verschillende eigenschappen. Deeltjes met bijvoorbeeld verschillende afmetingen, gewicht en/of vorm zullen meer de neiging hebben te ontmengen of niet goed te mengen.

1.5. Pelletiseren, Expanderen en Extruderen

Bij het pelletiseren / expanderen / extruderen moeten de productieomstandigheden rekening houden met de stabiliteit van de verwerkte toevoegingsmiddelen en diergeneesmiddelen die erbij betrokken zijn. Het gecertificeerde bedrijf moet de effectiviteit van de verwerkingsstap, inclusief de verwerkingsvoorschriften van de leverancier, valideren en verifiëren.

1.6. Verpakking

Het gebruikte verpakkingsmateriaal (inclusief herbruikbaar verpakkingsmateriaal) moet geschikt zijn voor het doel. Verpakkingsmateriaal mag geen negatieve invloed hebben op de voederveiligheid.

Het gecertificeerde bedrijf moet de herbruikbaarheid van de verpakking en het toepasselijke reinigingsregime vaststellen op basis van een risicobeoordeling. Herbruikbare verpakkingen moeten sterk zijn, gemakkelijk te reinigen en, indien nodig, geschikt voor desinfectie.

In het geval van herbruikbaar verpakkingsmateriaal dat wordt teruggewonnen van veehouderijen, moet het gecertificeerde bedrijf -- op basis van een risicobeoordeling -- ervoor zorgen dat de verpakking nog geschikt is voor het doel.

1.7. Reinigen, Zeven, Filteren

Het diervoeder moet zoveel mogelijk vrij zijn van verontreinigingen zoals hout, aarde, verpakkingsmateriaal of andere vreemde voorwerpen. Wanneer een gecertificeerd bedrijf besluit om diervoeder te reinigen (voorwerpen of stoffen eruit te verwijderen), moeten de juiste reinigingsmethoden worden gebruikt.

De reiniging zelf moet worden gevalideerd en geverifieerd. Materiaal dat door middel van zeven, filters of sorteerders van de primaire productstroom wordt gescheiden, kan worden hergebruikt of opgevangen voor toevoeging aan het diervoeder, als de risicobeoordeling uitwijst dat het veilig is.

Vreemde voorwerpen betekent dingen die niet in het diervoeder aanwezig mogen zijn, zoals glas, plastic, gebroken gloeilampen, metaal en andere materialen die per ongeluk in het diervoeder terecht zijn gekomen.

Individuele partijen kunnen worden gereinigd als de aard van de verontreiniging dit toelaat. Partijen kunnen worden gezeefd of gefilterd om stoffen of vreemde voorwerpen te verwijderen die niet in het product thuishoren. Het is nuttig om te onthouden dat de juiste werking van de zeef belangrijk is, evenals het bijhouden van een goed onderhoudsplan voor de zeef.

1.8. Retourstromen

Retourbeheer

Retourstromen (intern en extern) moeten zodanig worden beheerd dat de diervoederveiligheid niet negatief wordt beïnvloed en de traceerbaarheid wordt behouden. Het retourbeheer moet criteria en voorwaarden bevatten voor de acceptatie, opslag, identificatie, traceerbaarheid en verwerking.

Producten die uit de distributie worden geretourneerd, moeten worden beoordeeld op gevaren voor de diervoederveiligheid en dienovereenkomstig worden behandeld.

De goedkeuring en het gebruik van retourstromen moet worden beoordeeld binnen het HACCP-plan. Retourstromen die niet zijn goedgekeurd, moeten worden beschouwd als niet-conforme producten en dienovereenkomstig worden behandeld. Zie document R1.0 Feed Safety Management Systems Requirements§ 8.7.2.3..

Gecertificeerde bedrijven zorgen er altijd voor dat het retourbeheer niet ten koste gaat van het GMP+ Feed Certification scheme, andere van toepassing zijnde diervoederwetgeving (bijvoorbeeld over het gebruik van coccidiostatica, antibiotica, dierlijke eiwitten, diergeneesmiddelen in diervoeder) of andere regelgeving.

Hier volgen enkele voorbeelden van retourproducten: niet-conforme producten; en de eerste hoeveelheden van een partij of stof van filters in de pneumatische systemen van een installatie.

Herbewerkingsbeheer

Wanneer retourstromen opnieuw worden bewerkt, moeten de hoeveelheid, het type en de voorwaarden worden gespecificeerd. Alle processtappen en toevoegmethoden moeten worden gedefinieerd.

Er moeten instructies zijn die aangegeven welke retourproducten in welk diervoeder mogen worden opgenomen en in welke percentages dit mag gebeuren.

De herbewerking moet worden geïdentificeerd en bewaard als gedocumenteerde informatie om de traceerbaarheid te behouden en om te kunnen afleiden hoeveel geretourneerd product is verwerkt en in welke partij (voor elk diervoedertype).

Wanneer de herbewerking het verwijderen van een product uit gevulde of ingepakte verpakkingen omvat, moeten er beheersmaatregelen worden uitgevoerd om verontreiniging van het product te voorkomen bij het verwijderen en scheiden van de verpakkingsmaterialen.

1.9. Opslag

1.9.1. Beheersing van opslag als eigendom en als een Dienst voor derden

Het gecertificeerde bedrijf moet alle opslagactiviteiten waarvoor het verantwoordelijk is beheersen om ervoor te zorgen dat het diervoeder in overeenstemming blijft met de specificaties en de vastgestelde parameters voor Critical Control Points. Dit moet gebaseerd zijn op een risicobeoordeling. Dit geldt voor de opslag van zowel verpakt als onverpakt diervoeder.

De beheersmaatregelen voor de opslag moeten adequaat zijn en als gedocumenteerde informatie worden bewaard.

Om verwarring, (kruis)besmetting of kwaliteitsverlies te voorkomen, moeten alle producten op een bedrijfsterrein (intern) worden getransporteerd en zodanig worden opgeslagen dat ze gemakkelijk te identificeren zijn -- en blijven.

GMP+ geborgd diervoeder dat op een bedrijfsterrein is opgeslagen, moet in alle stadia gescheiden worden gehouden van andere producten, tenzij uit de gevarenanalyse blijkt dat niet-gescheiden opslag geen negatieve invloed heeft op de veiligheid van GMP+ geborgd diervoeder. Het gecertificeerde bedrijf mag alleen voorraadbeschermingsmiddelen gebruiken als:

  1. ze zijn goedgekeurd door de bevoegde autoriteiten, en;
  2. ze in overeenstemming zijn met de gebruiksinstructies, en;
  3. ze worden gebruikt door gekwalificeerde mensen (mensen die toestemming hebben om het voorraadbeschermingsmiddel te gebruiken).

Het gecertificeerde bedrijf moet als gedocumenteerde informatie bewaren welk voorraadbeschermingsmiddel wordt gebruikt, wanneer het wordt gebruikt en voor welk diervoeder. Het is dan belangrijk dat de voorgeschreven wachttijden worden gerespecteerd.

Voorraadbeschermingsmiddelen zijn bijvoorbeeld zuren of conserveringsmiddelen en ongediertebestrijdingsmiddelen. Het doel van voorraadbeschermingsmiddelen is om het diervoeder tijdens de opslag te beschermen, zodat de opslag geen negatieve invloed heeft op het diervoeder.

Een van de belangrijkste factoren voor de opslag is de temperatuur. Indien van toepassing moeten de temperaturen zo laag mogelijk worden gehouden en zo weinig mogelijk variatie vertonen om condensatie, verrotting en bederf te voorkomen. Vaak kunt u de aanwezigheid van (opslag)schimmels detecteren door het waarnemen van verkleuringen of het opmerken van een muffe geur. Andere belangrijke factoren voor opslag zijn ventilatie en isolatie.

1.9.2. Aanvullende voorwaarden voor opslag als dienst

Wanneer opslag als dienst voor derden wordt aangeboden, moet het gecertificeerde bedrijf voldoen aan de volgende aanvullende voorwaarden:

  1. De dienstverlener moet de klant of de eigenaar van het diervoeder duidelijk maken:
    1. welke dienst wordt gegarandeerd;
    2. hun wederzijdse verantwoordelijkheden;
    3. aanvullende voorwaarden van de afnemer of eigenaar van het diervoeder (zolang deze niet in strijd zijn met het GMP+ Feed Certification scheme).
  1. de dienstverlener moet alle interne productbewegingen bewaren als gedocumenteerde informatie;
  2. de dienstverlener moet van de afnemer of eigenaar van het diervoeder informatie ontvangen over de aard van het product en de productkenmerken. Dit is nodig om een correcte gevarenanalyse te kunnen uitvoeren, goede beheersmaatregelen en monitoring te kunnen inzetten om te zorgen voor een goede opslag. In geval van twijfel moet de dienstverlener actie ondernemen om deze informatie te verkrijgen;
  3. afnemers of eigenaren van het diervoeder hoeven niet te worden beoordeeld, zij zijn geen leveranciers. Alle andere leveranciers van producten of diensten, zoals reinigingsmiddelen of laboratoria, moeten worden beoordeeld zoals beschreven in het document R1.0 Feed Safety Management Systems Requirements§ 7.1.5. en § 9.3.2.;

Bij het aanbieden van opslag hoeft u geen informatie in te winnen over productie- en droogprocessen. Dit is de verantwoordelijkheid van de afnemer of de eigenaar van het diervoeder.

1.10. Scheiding

Het gecertificeerde bedrijf moet ervoor zorgen dat de niet-GMP+ geborgde activiteiten, processen, producten of diensten geen negatieve invloed hebben op de veiligheid van het GMP+ geborgde diervoeder. Dit moet worden ondersteund door een HACCP-analyse zoals beschreven in R1.0 Feed Safety Management Systems Requirements§ 8., en worden gewaarborgd door het FSMS.

Houd er rekening mee dat wanneer een onderdeel van certificatie wordt uitgesloten, het van vitaal belang is beheersmaatregelen te treffen die zorgen voor een scheiding tussen de activiteiten, processen, producten of diensten die onder GMP+ certificatie vallen en die welke van certificatie worden uitgesloten.


Fysieke scheiding kan een effectieve beheersmaatregel zijn. Denk aan gescheiden productielijnen, gescheiden productieruimten en uitrusting. Ook organisatorische scheiding is mogelijk.


Bedenk dat de beheersmaatregelen in alle gevallen aantoonbaar effectief zijn.

Feed Support Products

That was a lot of information to digest and one might ask, what is the next step? Luckily we can offer support for the GMP+ Community when doing this. We provide support by means of various tools and guidances but as each company has a shared responsibility to feed safety, and therefor tailor-made solutions cannot be offered. However, we do help by explaining requirements and provide background information about the requirements.

We have developed various supporting materials for the GMP+ Community. These include various tools, ranging from Frequently Asked Questions (FAQ) lists to webinars and events.

Feed Support Products (FSP)

Feed Support Products (FSP) provides valuable and up-to-date information about potentially high-risk feed. The products vary from flow charts of production processes including the risks (Risk Assessments) and studies on undesirable substances (fact sheets).

Find our Feed Support Products here:

Fact sheets

More information: https://fsd.gmpplus.org/pagina/6/fact-sheets.aspx/