We hebben geconstateerd dat er twee belangrijke aandachtspunten zijn:
- De toepassing van de Country note QM-Milch.
- De toepassing van het Aflatoxine B1 Protocol (zie TS 1.7 Monitoring, hoofdstuk 2).
De analyse toonde aan dat de voorwaarden van beide schemadocumenten niet correct werden geïmplementeerd.
De belangrijkste opmerkingen over het implementeren van het Aflatoxine B1 Protocol waren:
- het niet toepassen van de hogere risicocategorie wanneer de oorsprong van de maïs onbekend is
- het verband tussen de geanalyseerde partij en de geleverde partij ontbreekt in het analysecertificaat.
De belangrijkste opmerking over het implementeren van de QM-Milch country note is:
- het gebrek aan duidelijke communicatie over de specificaties tussen de GMP+ gecertificeerde bedrijven en de QM-Milch boeren. Daardoor werd onbedoeld diervoeder geleverd met hogere gehaltes Aflatoxine B1 dan toegestaan door de Country note QM-Milch, waardoor er te hoge gehaltes Aflatoxine B1 in de melk aanwezig waren.
Om herhaling van dergelijke incidenten zoveel mogelijk te voorkomen, willen we benadrukken dat er rekening gehouden moet worden met het volgende:
- Boeren moeten altijd nagaan of de scope van de GMP+ certificering ook QM-Milch omvat. Alleen GMP+ gecertificeerde bedrijven met de scope "QM-Milch" mogen diervoeder leveren aan QM-Milch boeren.
- Leveranciers moeten hun klant vragen of het diervoeder wordt gebruikt in het QM-Milch programma. Zo ja, weet dan dat er specifieke voederveiligheidsgrenzen van toepassing zijn.
- Informeer altijd je klant je Certificatie Instelling en GMP+ International (via een EWS melding) wanneer er een overschrijding is van de QM-Milch specifieke voederveiligheidsgrenzen. Dit is cruciaal om ervoor te zorgen dat er snel actie wordt ondernomen om schade aan vee en mensen te voorkomen.
- Bij de inkoop van maïs is het voor de toepassing van het Aflatoxine B1-protocol van cruciaal belang het land van oorsprong te kennen. Als het land van oorsprong onbekend is, moet de risicocategorie (Hoog) worden toegepast.
- Er moet altijd een rechtstreeks verband zijn tussen het analysecertificaat en de geanalyseerde partij. Wanneer het Monitoring Protocol van Aflatoxine B1 van toepassing is en het land van oorsprong is ingedeeld als hoog of middelhoog risico, mag het analysecertificaat niet ouder zijn dan drie maanden.
We waarderen je medewerking bij het ontvangen van signalen uit de community. Het helpt bij te dragen aan het handhaven en verbeteren van voederveiligheid. Op deze manier blijven we samen werken aan voederveiligheid wereldwijd.